Jongerenwerk: 3 perspectieven voor talentontwikkeling

jongerenwerk lectoraat youth spot AmsterdamOnderzoekers van het lectoraat “Youth Spot” van de Hogeschool van Amsterdam hebben inzichten uit drie lopende promotieonderzoeken bij elkaar gebracht in de webpublicatie ’Perspectieven op talentontwikkeling en het jongerenwerk’. Vanuit drie, voor het jongerenwerk relevante, perspectieven brengen zij succesvolle praktijken uit het jongerenwerk in kaart. Er wordt door de drie onderzoekers gekeken naar hoe jongeren criminaliteit kunnen weerstaan, hoe zij succeservaringen opdoen en daardoor “emotionele energie” ontwikkelen, evenals de rol die voorbeeldfiguren en rolmodellen spelen in de context van het jongerenwerk.

Criminaliteit weerstaan

Volgens onderzoekster Maike Kooijmans is op basis van onderzoek bekend dat het opdoen van succeservaringen en het versterken van talent een positief effect hebben op de identiteitstransformatie van jongeren. Het gaat dan om het construeren van een nieuw “ik-verhaal”, dat voorwaardelijk is voor het proces van stoppen met criminaliteit en uiteindelijk het positief bijdragen aan de samenleving. Uit de eerste resultaten van haar onderzoekt blijkt dat jongeren die, ondanks de criminele verleidingen in hun omgeving, er in slagen om op het ‘rechte pad’ te blijven, verschillende stadia van motivatie doorlopen. Deze stadia zijn ook van toepassing op talentontwikkeling zelf, waarbij de motivatie van de deelnemers groeit naarmate ze hun talenten verder ontwikkelen.

Kooijmans: “Risicojongeren zijn aanvankelijk meestal niet, of zeer intrinsiek gemotiveerd voor talentontwikkeling”. In dit stadium zijn jongeren vaak zoekende. Ze zoeken naar wat hen aanspreekt en motiveert. In een volgend stadium kunnen deze jongeren als “beginner” gezien worden. Vaak gaat de overgang van zoeker naar beginner gepaard met een positieve of negatieve levensgebeurtenis gepaard. “Daarbij valt te denken aan een gevangenisstraf, een verliefdheid, een bijzondere succeservaring of een bijzondere ontmoeting”. Zo’n levensgebeurtenis kan volgens de onderzoekster het zelfbeeld van de jongere aan het wankelen brengen en een aanknopingspunt voor verandering vormen.

Wanneer jongeren uitgroeien van “beginner” tot “gevorderde” in het talentontwikkelingsproces, dan zijn zij in staat om datgene wat ze geleerd hebben ook over te dragen op anderen. De begeleiding van jongeren door het jongerenwerk wordt in dit stadium minder intensief, maar zij hebben de jongerenwerker wel nog vaak nodig in de rol van pleitbezorger. “Door oude vrienden van de straat worden deze jongeren soms als verrader of overloper gezien. Dat kan hen erg onzeker maken, waardoor ze de steun van een jongerenwerker extra hard nodig hebben”, aldus Kooijmans.

Het laatste stadium wordt het “master” stadium genoemd. Masters in talentontwikkeling zijn zodanig intrinsiek gemotiveerd dat zij eigenaar zijn over hun eigen talentontwikkeling. Kooijmans: “De rol van jongerenwerkers is in dat stadium wederkerig inspirerend en vooral faciliterend. Masters worden vaak ingezet als assistent jongerenwerkers”.

Daarnaast onderscheidt de onderzoekster vier factoren die weerstand tegen criminaliteit stimuleren: power, people, positivity en perspective. “Power” betreft de kunde en kracht om verleidingen te kunnen weerstaan, terwijl het bij de factor “people” vooral gaat om de positieve en negatieve invloeden die anderen op jongeren hebben. Een pro-sociaal netwerk blijkt één van de belangrijkste factoren te zijn om duurzaam af te kunnen zien van criminaliteit.

Het opdoen van succeservaringen – “positivity” – en het ontwikkelen van ideeën over wat een jongere met zijn leven wil doen – “perspective” – spelen daarnaast een even belangrijke rol.

Succeservaringen en emotionele energie

Inzicht in wanneer jongeren met een achterstand hun eigen bezigheden als een succes zien is eveneens belangrijk voor de praktijk van het jongerenwerk. Onderzoeker Sebastian Abdallah: “Het is voor de praktijk belangrijk om te snappen op welke manier jongeren in groepsprocessen emotionele energie laten ontstaan, waarbij ze elkaar inspireren om zich op te werken uit achterstand, ondanks groepsdruk om zich ‘naar beneden’ te conformeren”.

Zijn onderzoek verheldert hoe jongerenwerkers aan de juiste soort emotionele energie kunnen bijdragen, waardoor jongeren beter in staat worden gesteld om positieve ervaringen op te doen, die zij als succesvol beschouwen en hen helpen bij het opklimmen uit achterstand.

Abdallah: “Succeservaringen zijn momenten die jongeren allereerst een emotionele stimulans bieden om gemotiveerd te blijven en initiatief te (blijven) nemen. Daarnaast brengen die momenten hen in verbinding met anderen en met specifieke settings waarin ze plaatsvinden. Bovendien helpen deze gebeurtenissen hen ‘boven zichzelf uit te stijgen’ wat bijdraagt aan het zien en creëren van perspectieven op verdere ontwikkeling en eigen mogelijkheden. Succeservaringen kun je zien als een soort brandstof die helpt om jongeren van een houding van slachtofferschap naar ondernemerschap te brengen, waardoor ze sterker het idee krijgen dat ze invloed hebben op de koers van hun leven”.

Rolmodellen in het jongerenwerk

Timon Raven onderzoekt de rol die voorbeeldfiguren en rolmodellen spelen in de context van het jongerenwerk. Raven: “Sociaal leren, ofwel leren door goed naar anderen te kijken en hun gedrag na te bootsen, is een van de belangrijkste leervormen die de mens kent.

Jongerenwerkers maken gebruik van rolmodelschap: ze zijn zelf voorbeeldfiguren voor de doelgroep, ze kunnen externe rolmodellen ‘invliegen’ om workshops te verzorgen en jongeren van elkaar laten leren door hen elkaars voorbeelden te laten zijn. Rolmodellen danken hun invloed onder meer aan hun succes of sociale status en zijn vaak dominant in sociale interacties. Ze bezitten daardoor het vermogen anderen te beïnvloeden.

Raven: “Een visie op het versterken van positief rolmodelschap in het jongerenwerk kan zorgen dat de invloed die het jongerenwerk uitoefent op de levens van deelnemers, vergroot wordt en gerichter kan worden ingezet. Bovendien kan het bijdragen aan de transformatie van volgers tot voorbeelden, waarbij jongeren naarmate ze zich ontwikkelen in toenemende mate de verantwoordelijkheid krijgen om zelf een voorbeeld te zijn voor anderen”.

Hij beschrijft daarom vijf stappen waarlangs en jongere zich kan ontwikkelen van volger tot voorbeeld. In de eerste twee stappen ontmoeten jongeren een voorbeeldfiguur en gaan diens gedrag imiteren. Vervolgens leren jongeren niet alleen het gedrag “na-apen”, maar ervaren ze ook hoe het voelt om dat gedrag te vertonen. Ze raken bekend met de groepsregels en leren deze waarderen. Vervolgens internaliseren ze het gedrag en de mentaliteit van de voorbeeldfiguur. Raven: “Internalisatie van het gedrag van de voorbeeldfiguur is misschien wel de belangrijkste stap. Daarmee maken de jongeren zich de bijbehorende vaardigheden, gevoelens, ideeën en sociale, culturele en morele waarden eigen”.

En de laatste stap? Dat is het omgekeerde van stap één. De jongere is nu een rolmodel en ontmoet in die hoedanigheid een volger.

Talentontwikkelingsprojecten kansrijk

De onderzoekers concluderen dat talentontwikkeling in het jongerenwerk verschillende betekenissen heeft voor jongeren die daarin participeren. “Enerzijds biedt het mogelijkheden om jongeren succeservaringen te laten opdoen, verantwoordelijkheden te geven en zich in te zetten voor zichzelf en anderen op betekenisvolle wijze. Mits professioneel en deskundig begeleid, hebben talentprojecten de potentie om jongeren te wapenen tegen de criminele verleidingen waaraan zij blootstaan, om op groepsniveau een opwaartse spiraal van positieve energie te creëren en om lastige jongeren en ‘probleemgevallen’ de mogelijkheid te bieden zich om te vormen tot een voorbeeldfiguur voor hun buurtgenoten”.

Download het hele rapport over talentontwikkeling in het jongerenwerk van de site van Lectoraat Youth Spot.

Interessant artikel? Meld je dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief!