Transitie jeugdzorg: gemeenteraden niet goed voorbereid

transitie jeugdzorg gemeenteraden

Foto: Harry_nl

De gemeenteraden van de gemeentes Breda, Eindhoven, ‘s-Hertogenbosch en Tilburg zijn onvoldoende voorbereid op de transitie van de jeugdzorg. Dat wordt constateerd in een gemeenschappelijk onderzoek van de Rekenkamers van deze gemeenten naar rol van gemeenteraden rond de transitie jeugdzorg. Het gaat dan met name over de mate waarin de gemeenteraden in staat zijn om kaders te stellen en controle uit te oefenen. Het rapport, waaraan ook het Verweij-Jonker instituut een bijdrage leverde, stelt dan ook vast dat de gemeenteraden in deze vier steden nog een aantal belangrijke stappen moeten zetten om kaders voor de transitie jeugdzorg te kunnen vaststellen.

Informatiepositie

Hoewel de informatie waarover raadsleden beschikken in Tilburg redelijk goed is, hebben de volksvertegenwoordigers in Breda en Eindhoven een slechte informatiepositie. Zij staan dan ook op enige afstand van het proces van beleidsvorming. Bovendien is het veel raadsleden niet duidelijk waarop ze geacht worden kaders te stellen. De volksvertegenwoordigers voeren op dat raden moeten sturen op de hoofdlijnen van beleid, maar dat waar het de jeugdzorg betreft, onduidelijk is wat daar dan precies mee bedoeld wordt. Concrete doelstellingen voor de transitie jeugdzorg zijn dan ook in geen van de vier steden een noemenswaardig onderwerp van gesprek. Ook de colleges van B&W zijn wat dit betreft stil. Raden blijken het ook erg moeilijk te vinden om het jeugdzorgbeleid en het bredere beleid met betrekking tot het sociale domein met elkaar in overeenstemming te brengen. Wanneer een integrale benadering kan worden ingezet en wanneer er specifiek een beroep op het stedelijk of regionaal jeugdzorgaanbod moet worden gedaan, blijkt een lastig vraagstuk.

Slecht zicht op financiën en risico’s transitie jeugdzorg

De gemeenteraden hebben daarnaast last van onduidelijkheid over de budgetten die vrij zullen komen voor het uitvoeren van de gemeentelijke jeugdzorg. Geformuleerde financiële uitgangspunten zijn dan ook vaak erg algemeen. Dit geldt eveneens voor de financiële afspraken binnen de regionale samenwerkingsverbanden.

Het rapport stelt vast dat er onder raadsleden eveneens een “zeer beperkt” zicht is op de risico’s van de transitie. Zo is er in drie van de vier gemeentes geen risicoanalyse opgesteld. Wel wordt er in de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 een risico gezien. De vrees bestaat dat de nieuw gekozen gemeenteraden de besluitvorming over de transitie jeugdzorg nog eens over zullen gaan doen, wat ertoe zou kunnen leiden dat zij terugkomen op eerder gemaakte afspraken en besluiten. Dit zou ook de regionale samenwerking verder bemoeilijken omdat afspraken die in dat kader gemaakt worden, door alle betrokken gemeentes geaccordeerd moeten worden. Dat risico wordt nog verder vergroot door het gegeven dat de regionale samenwerkingsverbanden nog niet juridisch vastliggen.

Onduidelijke Rijksoverheid

In de vier gemeenten maakt men zich zorgen over de zorgvuldigheid waarmee kaders rond de transitie jeugdzorg gesteld kunnen worden. De schrijvers van het rapport staan daar overigens niet alleen in. Eerder sprak de transitiecommissie jeugdzorg hierover al zijn zorgen uit. De vraag dringt zich bijvoorbeeld op of de Tweede Kamer de wet nog gaat wijzigen en of de behandeling van alle relevante wet- en regelgeving door de landelijke politiek op tijd af zal zijn. Daarnaast is het ook nog steeds onduidelijk hoeveel geld er voor de jaren na 2015 voor gemeenten wordt uitgetrokken. Wanneer de bestaande tijdsplanning aangehouden wordt, dan zal de tijdsdruk groot zijn en is het de vraag of gemeenteraden tot een zorgvuldige besluitvorming kunnen komen. De commissie vindt in de gang van zaken rond de transitiearrangementen rechtvaardiging van deze zorgen. 

Aanbevelingen

De rekenkamers van de vier gemeenten adviseren gemeenteraden dan ook om in ieder geval doelen te formuleren en deze te monitoren. Kwaliteitseisen zouden daarvan onderdeel moeten uitmaken, evenals de manier waarop de gemeenteraad het zicht op de geleverde kwaliteit wil organiseren.

Het transitieproces zou ook beter gefaseerd kunnen worden. Dat begint met het een positiebepaling van de gemeenteraden in het transitiedossier. Daarbij zullen raden zelf moeten vaststellen hoe de gemeentelijke jeugdzorg zich straks verhoudt tot de overige ontwikkelingen in het sociaal domein.

Ten aanzien van de bekostiging krijgen de onderzochte gemeentes het advies mee om financiële kaders te stellen, waarbij nagedacht is over het realiseren van besparingen en de omstandigheden waaronder die gerealiseerd kunnen worden. Raden worden opgeroepen om over de inkoop van specialistische jeugdhulp uitgangspunten te formuleren met betrekking tot kwaliteit, volume, mate van keuzevrijheid en gevolgen voor bestaande aanbieders. Ook de wijze waarop de toegang tot de jeugdhulp georganiseerd dient te worden, verdient aandacht.

Een samenhangende visie op de relatie tussen zorggebruik in de nulde-, eerste- en tweedelijnszorg is volgens de onderzoekers geen overbodige luxe. Er moet een visie zijn op of er meer in de eerste- en nuldelijns zorg geïnvesteerd wordt om besparingen in de tweede lijn te kunnen realiseren.

Tenslotte worden raadsleden opgeroepen hun eigen informatievoorziening goed te laten regelen. Daarvoor moeten processen afgesproken worden met de colleges van B&W, dienen er risicoanalyses gemaakt te worden, moet er zicht komen op zorg en problematiek, moet voor raadsleden duidelijk zijn wat de regionale transitiearrangementen behelzen en moeten er kaders gesteld worden voor regionale samenwerking.

Het rapport sluit met de woorden: Raad, ga zo snel mogelijk en proactief aan de slag met de kaderstelling rond de transitie jeugdzorg. Maak u zelf klaar voor de start!’ 

Het hele rapport over de vier Brabantse gemeenten en de transitie jeugdzorg is in zijn geheel te downloaden van de site van de gemeente Eindhoven.

Interessant artikel? Blijf op de hoogte door u aan te melden voor onze gratis nieuwsbrief.